HET BLAUWE DOOSJE: HET VERHAAL VAN REMY
16 - 02 - 2011
Het liberalisme als beweging bestaat in Leuven al langer dan 170 jaar. Maar pas vanaf 1839 kan men spreken van een georganiseerd optreden van de liberalen met de bedoeling mandaten te winnen in alle politieke geledingen. Dit heeft ons tot nu acht liberale Burgemeesters opgeleverd. De (voorlopig!) laatste was Raoul Claes (1932-1938).
Maar de liberaal die tot op heden het meest tot de verbeelding spreekt is ongetwijfeld Edward Remy (1813-1896). Onlangs verscheen er een prachtig boek, met veel fotomateriaal, over Remy: ‘Het Blauwe Doosje’.
Het boek leest als een trein. Je kunt alleen maar constateren dat Edward Remy een buitengewoon en bijzonder figuur was. Het smaakt naar meer en zelfs Burgemeester Tobback, toch niet dadelijk een liberaal, is gefascineerd door de man en dringt aan op verder onderzoek.
Visionair
Als innoverend entrepreneur lag hij aan de basis van een bedrijf dat op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw uitgroeide tot wat wij nu een multinational noemen.
Bij leven en met het verstrijken van de jaren, kreeg Edward Remy naam en faam als weldoener. Geen wilde weldoener, maar volgens sommigen, een gericht filantroop, die goed begreep dat tevreden en gezonde werknemers ook het bedrijf en zijn doelstellingen ten goede kwamen. Maar zijn realisaties op sociaal gebied waren zo allesomvattend dat men gerust kan beweren dat hij voor zijn personeel een sociale zekerheid “avant la lettre” creëerde.
Remy organiseerde een ziekenkas (1864), woningbouw, een veeverzekering voor werknemers met een eigen landbouwbedrijfje (1874) en verstrekte leningen (1876). In 1890 had hij al een medische dienst.
Remy beoogde daarnaast educatieve en culturele ontwikkeling. Vanaf 1860 waren er avondcursussen, kwam er een muziek- en zangmaatschappij. Hij bouwde een foyer en een feestzaal (Ymeria).
Hij keek niet enkel naar zijn bedrijfsinterne sociale opdracht, maar had ook oog voor extern engagement.
Leuven kreeg jaarlijks geld, o.a. om arbeiders werk te verschaffen en om een nachtasiel en hospitaal voor ongeneeslijk zieken uit te bouwen. Maar ook publieke baden, een groene promenade (de boulevard naar hem genoemd), een rusthuis (Hospice Remy), weeshuizen behoren tot zijn realisaties.
En dit alles in een tijd dat de sociale toestand schrijnend was, de kinderarbeid en de uitbuiting weerzinwekkend waren.
Wijgmaal was Remy en Remy was Wijgmaal
De naam Remy is nauw verbonden met de Wijgmaalse leefgemeenschap.
De Leuvenaar Piere Henry Remy kocht in 1834 een buitengoed op de grens van Wilsele en Wijgmaal. Deze transactie was ingegeven door commerciële motieven en de man had de locatie, aan de vaart, goed gekozen. Vlak bij Leuven waren de aan- en afvoermogelijkheden optimaal. Het was later ook handig voor de beschikbaarheid van vele goede en goedkope arbeidskrachten.
In 1855 kocht zijn zoon Edward de watermolens van Wijgmaal. Er werden tegelijk een maalderij, olieslagerij en rijstpellerij opgetrokken. In 1858 start de productie van stijfsel op basis van rijstzetmeel. Het product is onbekend bij potentiële afnemers en E. Remy gaat zelf prospecteren. Edward had zijn mosterd gehaald in Londen en pienter als hij was, zag hij dadelijk de enorme mogelijkheden van dit product.
Op een mum van tijd werkten er in de stijfselfabriek 50 mensen. Via politiek lobbywerk krijgt hij de toezegging voor een treinhalte in Wijgmaal, een goederenstation volgt. Edward wordt zeer vroeg weduwenaar (1862). Zijn dochter, Maria, trouwde later met een jonge Antwerpse advocaat August de Becker, later wordt die de opvolger van Edward in het bedrijf.
Als Wijgmaal en omgeving aan iemand wat te danken hebben, dan is het aan Edward Remy.
In 1789 woonden in Wijgmaal 171 mensen, maar het gehucht onderging vanaf 1855 een ware gedaanteverwisseling en het bewonersaantal nam toe samen met de groei van de fabriek. In 1939 woonden er 3000 mensen en werkten zowat alle volwassenen voor Remy.
Door de fabriek was er in Wijgmaal een sociale gelaagdheid ontstaan die zich weerspiegelde in de urbanistische structuur van het dorp.
Dicht bij de fabriek, op ‘den boulevard’ woonde het hoger kader. Verderop het lager kaderpersoneel, de meestergasten en de bedienden in de Rijke Root, tussen de Kerkstraat en het Casinoplein. De Armenroot waren de huizen voor de arbeiders. De Wevenroot was bestemd voor de weduwen van de werknemers.
Hij weigerde de titel van baron.
Edward was het prototype van de patron, de (liberale) paternalistische, filantropische werkgever die het als zijn taak en plicht beschouwde om ‘goed’ te zijn voor zijn werknemers en hen algemeen, maatschappelijk ‘op te voeden’ en geheel naar de tijdsgeest te ‘verheffen’. Hij wordt in een adem genoemd samen met twee andere belangrijke sociale ondernemers bij het begin van vorige eeuw: Ernest Solvay en Lieven Gevaert. Door de vele sociale voorzieningen die Remy ter beschikking stelde, waren zijn werknemers met handen en voeten gebonden aan het bedrijf. Vanaf 1930, o.a. door de grote internationalisering van het bedrijf, brokkelt deze band af.
Hij was van 1872 tot zijn dood in 1896 liberaal gemeenteraadslid in Leuven (toen het algemeen meervoudig stemrecht werd ingevoerd behaalde hij 6000 stemmen). In 1894 stelde hij zich kandidaat voor de Senaat maar geraakte niet verkozen. De titel van baron, die hem werd aangeboden, weigerde hij pertinent. ‘Ik baron? Nooit! Ik wil blijven als mijn vader, Remy kortaf!’
Hij stierf in zijn geboortehuis te Leuven, na een longontsteking opgelopen tijdens een bezoek aan zijn bedrijf. Zijn begrafenis op 7 maart 1896 groeide uit tot een massamanifestatie zoals men die in Leuven nog nooit had gezien. Hij ligt begraven op het kerkhof van Kessel-Lo.
Tot 2000 werknemers.
De door Edward Remy opgestarte onderneming groeide uit tot een Europees bedrijf met vestingen in Duitsland, Frankrijk en Spanje. De indrukwekkende Remysite geprangd tussen de Dijle en de Vaart gaf tijdens de glorieperiode van de fabriek werk aan meer dan 2000 mensen: arbeiders, bedienden, kaderpersoneel...
In 1921 startte Remy de productie van deegwaren op. In de periode, 1920-1950, is Remy in België marktleider voor deegwaren, tarwebloem, decoratielijm en uiteraard stijfsel. Voor dit laatste product is Remy ook Europese nummer 1. Stijfsel was dè bron van inkomsten voor het bedrijf en het ging Remy dan ook voor de wind!
Na 1955 stagneerde de fabriek. De synthetische weefsels, het gebruiken van vrijetijdskledij maakten het stijven van linnen overbodig. De voornaamste bron van inkomsten begon af te kalven en de gouden eeuw van Remy liep op zijn einde.
Innovatie maakte plaats voor berusting en stilstand. De vierde generatie van de familie Remy zag het niet meer zitten. In 1970 verkochten ze de fabriek. Het was slechts een begin van een lange reeks overnames, maar ook van verval, ontmanteling en de verloedering van de site. In 1988 telde het bedrijf nauwelijks 70 arbeiders.
Remysite en BENEO-Remy
In 2001 wordt Remy Industries uiteindelijk overgenomen door de Orati-groep die ook eigenaar is van Tiense Suikerfabriek en de Südzucker-groep.
In 2002 wordt de site aangepakt en omgevormd tot de Campus Remy, een bedrijventerrein. Dit blijkt een groot succes. De Remytoren, zo karakteristiek voor Wijgmaal, wordt van de sloop gered. Op de hele Remysite werken nu ongeveer 1000 mensen en men mikt op 2000!
Het voormalig bedrijfsgebouw van Remy is gerenoveerd en wordt gebruikt door BENEO-Remy, een nieuwe firma opgericht binnen de hoger vernoemde Südsucker-groep.
Dankzij een grondige kennis van verscheidene rijstvariëteiten wordt rijst bij BENEO-Remy verwerkt tot natuurlijke rijstzetmelen, rijstbloem, rijstproteïnen enz.
Deze rijstingrediënten worden gebruikt in o.a. babyvoeding, ontbijtgranen, bakwaren, bereide maaltijden, soepen en sauzen, snoepgoed, zuivelproducten... Ze maken bv. koekjes en ontbijtgranen knapperig en yoghurt romig.
Je ziet na een tijdelijke periode van verval is innovatie terug aan zet aan de Vaart en gonst het opnieuw van bedrijvigheid in Wijgmaal.
Een mooi verhaal over ‘visie, volharding en verbondenheid’.
Deze drie kernwoorden vinden we terug op het standbeeld van Edward Remy (Wijgmaal) in kunststof, op de oude sokkel van het vroegere verdwenen marmeren beeld, dat in 2005 werd ingehuldigd.
Het beeld doet denken aan dat van President Lincoln voor het Capitool in Washington. Een te overdreven eerbetoon? Helemaal niet! Het verhaal van deze unieke Leuvenaar blijft boeien en werkt inspirerend.
Luc Ponsaerts
16/02/2011
Bron: Het Blauwe Doosje – Uitgeverij Vrijdag.