IETS MEER AMBITIE MAG! HET LEUVENS VERHAAL VAN KUNST EN BEELDEN IN DE STRAAT.

IETS MEER AMBITIE MAG! HET LEUVENS VERHAAL VAN KUNST EN BEELDEN IN DE STRAAT.

13 - 09 - 2011

Een stad kan  in kleine dingen groot zijn. Hoe wordt er omgesprongen met de inrichting van het publiek domein. Welke materialen gebruikt men, hoe ziet het straatmeubilair eruit, heeft elke straat en plein groene toetsen, zijn er bloemen (al of niet aan de gevels), wordt er aandacht besteed aan gevelverzorging, originele uithangborden? Zijn er verassende doorsteken, naar straatjes en pleintjes, is er kunst in het straatbeeld die  verwondering opwekt. Deze aspecten bepalen de look and feel van een stad.

Leuven met de grootste en oudste universiteit der Nederlanden tracht zich  te profileren als cultuurstad. Een hoogopgeleide bevolking lest graag  haar  culturele dorst en het sluit aan  bij ons imago, als kwaliteitsstad.

Museum M, ’t Stuk, Het Depot, het recent geopende OPEK, 30 CC, tientallen gezelschappen..., zorgen ervoor dat Leuven stilaan een broeinest wordt van  artistieke creativiteit.

Ook visueel mag onze stad er zijn. Historische gebouwen, typische interbellumarchitectuur en waardevolle moderne architectuur wisselen mekaar af.

Soms kneuterig, maar één absolute uitschieter.

Leuven heeft ook tientallen  standbeelden, beelden en beeldjes. Toch scoort Leuven, qua kunst in de publieke ruimte,  pover. De meeste creaties hebben een louter anekdotisch karakter zonder uit te blikken in artistieke originaliteit, bevlogenheid of ambitie. Het straalt zelfs een bepaalde kneuterigheid uit.

Bij het aantreden van deze meerderheid had men nochtans steile ambities en zou de stad opgesmukt worden met hedendaagse kunst.

Eénmaal is men daar met verve in geslaagd, maar  met dank aan de K.U.Leuven.

Op een 23 meter hoge naald prijkt tegenover de universiteitsbibliotheek een reuachtige juweelkever, tegen de wolken geprikt.

Volgens de kunstenaar, Jan Fabre, is de kever het geheugen van de natuur, een soort oudste computer ter wereld. Belangrijk is de relatie met de universiteitsbibliotheek: collectief geheugen van de mens, een gebouw met een verzameling aan cultuur en kennis. Totem wil een eerbetoon brengen aan deze kennis, de schoonheid, kortom aan de poëzie van het bestaan.  De juweelkever is een geschenk van de universiteit aan de stad, naar aanleiding van haar 575-jarig bestaan.


Ondertussen is dit op een perfect afgewerkte naald geprikte polyester beestje, een icoon geworden in onze stad. De universiteit gebruikt het beeld van de statige  universiteitsbibliotheek, gecombineerd met de zwierige naald in haar communicatie, als symbool van traditie en innovatie.

Rampspoed in de tuin!

Minder goed verliep het met de creatie van de wereldberoemde Franse kunstenaar Daniel Buren: Le jardin imaginaire.  Op achttien punten in het lichtglooiende  Sint-Donatuspark  plaatste  hij een stalen raamwerk, gevuld met acht afwisselende doorzichtige en gekleurde glaspanelen en voorzien van zijn gekende strepenpatroon.

Het werk werd in 2004 onthuld en viel niet bij iedereen in de smaak. Het kleine park werd er visueel nog drukker door. Tot overmaat van ramp zorgde een constructiefout ervoor dat de dubbele beglazing aandampte. Vandalen hadden het  niet begrepen op dit conceptuele kunstwerk.

Al snel zag de middeleeuwse en volledig vervallen stadsmuur  er nog beter uit dan  het  200.000 euro kostende concept.

Midden 2008 besloot het stadsbestuur de kunstramen te laten verwijderen. Ze sieren nu een opslagplaats van de technische dienst. Het juridisch dispuut over de verantwoordelijkheid rond de constructiefout woedt ondertussen verder.

Maar het werk van  Buren heeft, in de loods,  gezelschap gekregen van Sylvain Van de Weyer.

Voorlopig Bewind en een  voorlopige plaats.


Het was  het allereerste standbeeld van Leuven. Kort na zijn dood, in 1874 te Londen, besloot het Leuvens stadsbestuur dat er een standbeeld van Sylvain Van de Weyer  op het stationsplein moest komen. Het geld hiervoor werd verzameld via een nationale inschrijving en ook de Belgische staat, die de verering van een nationaal symbool wel zag zitten, deed een flinke duit in de zak. Het beeld van Charles Geefs werd  in 1876 ingehuldigd in aanwezigheid van de koninklijke familie.

Sylvain Van de Weyer (1802-1874) geboren in Leuven, stond aan de wieg van de  Belgische staat, was lid van het Voorlopig Bewind, de eerste Belgische minister van Buitenlandse Zaken en hij is ook kort liberaal premier geweest.

Na de eerste wereldoorlog,  werd het in 1921,   verplaatst naar het Ladeuzeplein. Hij heeft het daar uitgehouden tot bij de aanleg van de ondergrondse parking in 1988. Het standbeeld werd ontmanteld en in stukken achtergelaten in het Sint-Donatuspark om vervolgens terecht te komen op de Kapucijnenvoer. Hier is hij ook verjaagd.

Goed, het heeft daar eigenlijk nooit mooi gestaan. Het beeld vloekte met de omgeving en het was veel te groot en te protserig  voor deze wijk die vroeger een arbeidersbuurt was. Ik  veronderstel dat de bewoners  dit beeld steeds hebben beschouwd als een vreemde indringer. Het is alsof hij van op zijn hoge sokkel, als een  wat zelfvoldane dandy, op hen neerkeek. Trouwens we kunnen ons  de vraag stellen of deze fijnbesnaarde diplomaat, die een groot gedeelte van zijn leven in Londen  doorbracht,  zich ooit heeft thuis gevoeld tussen het slachthuis en de Vette Os.

Het beeld zou volgens de website van de stad  een nieuwe plaats krijgen in het park boven de onderdoorgang van de Monseigneur Van Waeyenberghlaan.


Over grote Leuvenaars en de ‘grootste Belg aller tijden’

Visie, volharding en verbondenheid’.

Deze drie kernwoorden vinden we terug op het standbeeld van Edward Remy in kunststof, op de oude sokkel van het vroegere verdwenen marmeren beeld, dat in 2005 werd ingehuldigd.

Het beeld, op de Remysite in Wijgmaal, doet denken aan dat van President Lincoln voor het Capitool in Washington. Een te overdreven eerbetoon? Helemaal niet! Het verhaal van deze unieke Leuvenaar blijft boeien en werkt inspirerend.

Onlangs verscheen er een prachtig boek, met veel fotomateriaal, over Remy: ‘Het Blauwe Doosje’.

Het boek leest als een trein. Je kunt alleen maar constateren dat Edward Remy een buitengewoon en bijzonder figuur was. Het smaakt naar meer en zelfs Burgemeester Tobback, toch niet dadelijk een liberaal, is gefascineerd door de man, die voor zijn arbeiders en bedienden een sociale zekerheid avant la lettre wist te realiseren.

Het is niet verwonderlijk dat Remy  ook in het centrum van de stad, op het Herbert Hooverplein, wordt geëerd  met een bijzondere beeldengroep ontworpen door de coryfee van de art-nouveau: Victor Horta.
Het beeld werd uitgevoerd door Pieter-Jan Braecke.
Horta maakte zelfs het ijzeren hekwerk, waarin het monument op de toenmalige Graanmarkt werd neergezet (1899).

Beeld en  hekken staan er wat morsig en onverzorgd bij, zoals trouwers het hele plein. Spijtig, het zou veel beter tot zijn recht kunnen komen moest het opgesteld staan in een verzorgd kader, nu lijkt het wel overwoekerd door  groen. De verzorging van het monument is omgekeerd evenredig aan de verdiensten van de gebeeldhouwde.

Als we naar Museum M wandelen, worden we aan de ingang van het museum geconfronteerd met het kubistische beeld ‘De menselijke krachtinspanning’ (1937) van Oscar Declerck. Voor de bouw van M stond het beeld in het hofje tussen de voormalige academie en de  stedelijke bibliotheek. Tijdens het interbellum wilde de  stad een monument dat de wederopbouw van Leuven symboliseerde na de verwoestingen van de eerste wereldoorlog. Het is een prachtig beeld dat  in zijn  ruwe, stenen soliditeit je doet mijmeren naar onze voorouders die  zich al bouwend opduwden uit de catastrofe.

In zijn nieuwe opstelling wint het nog aan kracht. Pittig détail is dat het beeld in veel  publicaties werd toegeschreven aan Constantin Meunier. Zelfs in de informatiebrochure van de stad in Leuven in 1979 sloop de fout. Declerck, die zijn werk ook ‘de kus aan de steen’ noemde  heeft gelukkig van de verwarring nooit iets geweten.

Maar Meunier,  hoeft  niet te mopperen. In M heeft hij een hele zaal ter beschikking   met o.a. originele atelierplaasters. Deze artistieke reus, die acht jaar in Leuven woonde, heeft nog elders in onze stad zijn sporen nagelaten.

Het bronzen beeld van Pater Damiaan aan de Sint-Jacobskerk draagt niet het hoofd ‘van de grootste Belg aller tijden’  maar dat van Kanunnik Thiery. Als goede kennis van Meunier kreeg hij het voor mekaar om zelf afgebeeld te staan ter nagedachtenis van een ander. Dit is  meteen de verklaring waarom de Paters  van de Heilige Harten niet willen dat het beeld verhuist naar het Pater Damiaanplein aan de Sint Antoniuskapel, wat als locatie voor het beeld logischer zou zijn.

Wat dacht je van de plaasteren voorontwerpen van een van de meesterwerken van Meunier, ‘Monument van de Arbeid’, die er wat bestoft en verscholen bijliggen aan de ingang van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan Het Kardinaal Mercierplein. Wist je dat het atelier van de meester zich bevond in het nu verwaarloosde  eerste anatomisch theater in de Minderbroedersstraat?

Wandelen langs de Leuvense standbeelden is bladeren in de rijke geschiedenis en het sociale leven van deze stad. Binnen het korte bestek van dit artikel zijn er maar een beperkt aantal belicht. Onlangs zijn er nog een paar mooie bijgekomen: ‘de hand van Prometheus’ van Wouter Mulier (aan het stadskantoor) en ‘de ontvoering van van Europa’ door Rik Poot  (aan het provinciehuis).

Iets meer van dat  en een betere conservering van bestaande beelden zou Leuven zeker nog meer sieren!


Luc Ponsaerts
29/09/11